Door het windscherm van circa 1 kilometer lang en 18 meter hoog dat nu langs onze opslagvelden staat, krijgt de wind minder vat op de kolen. Hierdoor waait er minder stof op en komt er minder stof in de omgeving terecht. Hoeveel? Het duurt nog even voordat we dat met zekerheid kunnen zeggen. Guus Sypkens legt uit: “We moeten eerst weten wat de totale massa is.”
Veel mensen vragen zich af hoe een windscherm - zelfs al is het 1 kilometer lang en 18 meter hoog - stof dat in de lucht zit, kan tegenhouden. En ze hebben gelijk want dat kan ook helemaal niet. Door het windscherm krijgt de wind minder vat op de kolenstof van onze opslagvelden. Hierdoor waait er minder stof op en komt er minder stof in de omgeving terecht. Maar dat is iets heel anders dan stof tegenhouden wat in de lucht zit.
Emissie
Om stof dat via de schoorsteen in de lucht terecht komt te verminderen, hebben we milieu-installaties neergezet zoals de grootste stofzuiger van Nederland bij de Pelletfabriek (een koosnaam voor onze doekfilterinstallatie zo groot als een flatgebouw van 10 verdiepingen) en de afzuiginstallatie bij de Staalfabriek.
Depositie
Om het neerdwarrelen van stof te verminderen, hebben we andere maatregelen bedacht. Twee ervan zijn inmiddels afgerond: de slakkenputten en het windscherm. De laatste maatregel staat eind 2025 op het programma. Eenmaal afgerond, kunnen we onderzoeken hoeveel stof in de omgeving afkomstig is van ons terrein.
Stofdepositie: toen en nu
Tussen 2019 en 2021 namen we stofmonsters als er klachten binnenkwamen. Dus als er een buurman of buurvrouw belde omdat er stof op de tuintafel lag, kwamen wij langs om ter plekke een monster te nemen. Maar sinds eind 2021 pakken we het anders aan. Nu nemen we iedere twee weken monsters op gezette tijden en locaties. Daarbij maken we gebruik van een speciale bak. Dat is beter want hoe meer parameters bekend zijn, hoe betrouwbaarder het resultaat. Er kleeft echter ook een nadeel aan, want deze nieuwe aanpak maakt dat de data onvergelijkbaar zijn geworden.
Minder kolengruis
Hoezo onvergelijkbaar, denk je misschien. Je kunt toch gewoon zien dat het windscherm stof tegenhoudt? Klopt. Maar we moeten de SOM bakken langere tijd volgen om de afname van het totaal te kunnen monitoren. We verwachten dat het stof dat we opvangen in de bakken inderdaad minder wordt, alleen kunnen we dat niet zomaar toewijzen aan een maatregel. We kunnen wel zien dat bepaalde componenten in het stof zijn verminderd, wat een goede indicatie geeft. Zo zagen we minder slakstof in het totaal toen we de slakput in gebruik hadden genomen en nu verwachten we minder kolengruis in de totaalmassa stof aan te treffen omdat het windscherm om de kolenvelden staat.
Minder slakstof
Om de trend goed te kunnen analyseren, hebben we tijd nodig. Zo is het aandeel slakstof in de periode van 2019 – 2021 behoorlijk afgenomen. Maar toen hadden we alleen de stofmonsters en in die monsters zat ook ‘oud’ stof waardoor we deze afname nu alleen nog maar kwalitatief kunnen onderbouwen. Senior Environmental Consultant Guus Sypkens legt uit: “Bij de slakput - een van onze eerdere Roadmap maatregelen tegen stof - is het aandeel in de totale stofdepositie te klein om te beoordelen of het door die ene maatregel komt. We kunnen zeggen hoeveel minder slakstof er is gevonden in het totaal. Maar dan heb je het over de stof en niet over de maatregel."
Dus we maken een onderscheid in de hoeveelheid gevallen stofneerslag en wat erin zit?
“Stof is een brede verzameling. Er zit slak in, ijzer, pellet, sinter, kolenstof maar ook voor een groot deel natuurlijk sediment zoals zand. Voor de Roadmap Plus hebben we ons in het begin vooral gericht op slak - daar hebben we nu een groot aandeel van weggewerkt. Maar ook de andere stofbronnen zijn aangepakt.”
Waarom zijn we anders gaan meten?
“We wilden onze resultaten kunnen vergelijken met die van het RIVM. Zij hadden in die periode een onderzoek gedaan met de methode PDT-SOM bak: je begint met een lege bak, vangt de depositie op en weet daardoor dat het stof nieuw is. Voorheen namen we een klachtenmonster, maar dan wisten we niet hoe lang het stof er al lag.”
En? Zijn onze data nu vergelijkbaar?
“Niet echt. We vervangen de SOM bak namelijk iedere twee weken en dat doen we het hele jaar door. Het RIVM doet dat om de 17 of 18 dagen – daar zit dus iets meer tijd tussen - en ze hebben twee keer in het najaar en een keer in het voorjaar gemeten. Hoe meer parameters (zoals periode, oppervlakte en hoeveelheid, red.) je kent, hoe beter. Daarnaast werken wij met een door ons lab ontwikkelde analyse waardoor we zien wat er in de monsters zit en welke stof we herkennen. Het RIVM werkt met componenten. Dat betekent dat we nog steeds niet helemaal dezelfde taal spreken.”
Kunnen we die data wel naast elkaar leggen?
“Natuurlijk, maar als we onze gemeten hoeveelheid ijzer in het stof willen vergelijken met de hoeveelheid ijzer in het stof die in de bakken van het RIVM ligt, moeten we eerst van beide onderzoeken weten wat de totale massa van het stof is. En die heeft het RIVM nooit gemeten."
Wat kunnen we wel?
“Als je niet weet hoeveel stof er in totaal is gevallen in een bepaalde tijd (zoals bij de klachtenmonsters uit 2019-2021, red.) kun je hooguit zien hoeveel slakstof er bijvoorbeeld in de stofmonsters zit van toen, en die monsters kun je vergelijken met de monsters van nu. Omdat we wel een afname zien van het aandeel van slakstof in het totale stofmonster, maar geen gewicht van het monster hebben, heet dit een kwalitatieve benadering.”
Wat verwachten we over een jaar te kunnen zeggen?
“Door het windscherm verwachten we minder kolenstof in onze stofmonsters aan te treffen en als de derde maatregel bij de Hoogovens af is, verwachten we minder sinter en pellets in het totale stofmonster."
Wat hebben onze buren daaraan?
“Minder stof, dat is waar we het voor doen."